HET STORMDE
De hut kreunde en rammelde. Ze piepte. Kraakte. Ze boog. Ze barste. Het was mijn hut.
Binnenin die hut, beschut voor de wind en de regen en de zon, sliep ik. Een kinderslaap. Diep. Droomloos, want kinderen maken geen onderscheid tussen de dromen van de nacht en de dingen om zich heen overdag. Nooit is altijd en omgekeerd.
Ik sliep in mijn hut tot ze me wakker maakte, kreunend en rammelend en piepend en krakend en barstend. Tussen spleten kieren ramde de wind zich naar binnen, joelend eerst, als een school uitgelaten kinderen, daarna jankend als een aangeschoten wolf. Ik droomde van een speelplein vol kinderen en van een jankende wolf en daarna werd ik wakker.
Een muur van wind duwde tegen mijn hut. Een leger van handen beukend tegen de wanden. Ik stapte naar buiten en met de deur wijd open, gallopeerde een kudde wind naar binnen en zand straalde zich als duizenden kleine glasscherven in mijn gelaat. Ik kneep even mijn ogen dicht en hoorde hoe mijn hut in elkaar klapte. Het was niet groots. De planken en balken leken niet veel weerstand te bieden. De wind mokerde naar binnen langs de open deur en mijn hut klapte in elkaar en uit elkaar. Ik zag hoe de honderden bladzijdes vol woorden gegrepen werden en over de duintoppen werden meegesleurd. Ik zag hoe de tafel omkieperde en hoe de theepot in het zand bleef steken.
De zee kookte, als het water in de theepot op het vuur. Het water bruisend en borrelend en grijswit schuimend bovenop donkerzwarte bordverf. De wind sneed de spattende golven de adem af, duwde het water omhoog en omlaag en smeet de golven tegen elkaar aan als dode walvissen. De wind bulderde wilde liederen vol dreigende oorlogstaal en de zee vocht als een gewond dier tegen de overmacht. Het regende niet. Tussen hemel en aarde hing een dunne zee van striemend water als een dikke natte sluier van grijze duisternis, waaierend en vloekend.
Ik klom doorheen de bijtende regen, tegen het leger duwende handen van wind in tot op het strand en daar sloot ik de ogen en ging liggen en liet de storm over me heen razen. Ik riep alles wat ik wilde roepen en schreeuwde mijn stem schor. Mijn geschreven woorden waaiden over de duinen weg van zee de polders in van het lage achterland.
Ik zou nooit weten wie ze las. Of iemand ze las. Leest. Gelezen heeft.
De storm ging liggen, naast mij op het strand en de zee sliep in en ik droomde de slaap van kinderen en droomde in woorden.
Ik lig op het strand en droom. In de polders raapt een stil Meisje de bladen vol woorden die rafelig zijn en nat van de regen. Ze leest de woorden en proeft ze. Ik slaap. Droom. Ik droom van iemand. Iemand leest mijn vervlogen woorden. Het stormde.
~ Rik Vera
Rik Vera… Belg… En zei meteen ja tegen De Zee Kust. Dichter bij de zee. 
De tergend langzaam meanderende levens van Droeve Dichter, Boerken, Oude Knorpot, Gladde Zakeman, Stil Meisje, Grijze Filosoof, Buurmans en de Trage Stroom. 
Rik is een professioneel vragensteller en benaderbaar. Daarom op LinkedIn.


 Redactie DZK
Redactie DZK